6de kyu (witte band)

gele slip
oranje slip
groene slip
blauwe slip
bruine slip

Nu is het zover ... je eerste judo-examen op weg naar de zwarte band. Je kunt al een echte judoworp maken en je hebt al een houdgreep geleerd waar niemand meer uit kan komen.
Het belangrijkste wat je moet kunnen is het valbreken. Meestal begin je daar op het examen ook mee. Goed hard afstaan hoor!

* Valbreken
judorol voorover; judorol achterover en de zijwaartse val,zowel links als rechts.

* Beenworpen
1e beenworp o-soto-gari o = groot; soto = buitenwaarts; gari = wegmaaien
2e beenworp de-ashi-barai de = voorste; ashi = voet; barai = vegen
3e beenworp hiza-guruma hiza = knie; guruma = wiel / rad
4e beenworp ko-soto-gake ko = klein; soto = buitenwaarts; gake = haken

* Houdgrepen
1e houdgreep kesa-gatame kesa = 3-punts; gatame = vasthouden
3e houdgreep kami-shiho-gatame kami = boven; shiho = 4-punts; gatame = vasthouden
6e houdgreep yoko-shiho-gatame yoko = zijwaarts; shiho = 4-punts; gatame = vasthouden
7e houdgreep mune-gatame mune = borst; gatame = vasthouden

* Schouderworp
1e schouderworp ippon-seoi-nage ippon = 1 punt; seoi = op de rug nemen; nage = werpen

* Heupworpen
1e heupworp o-goshi o = groot; goshi = heup
2e heupworp kubi-nage kubi = nek; nage = werpen
3e heupworp tsuri-goshi tsuri = trekken / optillen; goshi = heup
4e heupworp koshi-guruma koshi = heup; guruma = wiel / rad

* Kanteltechnieken
Bij kanteltechnieken moet je iemand omkieperen die bijvoorbeeld op handen en knieën zit (bokje). Na het omkantelen moet je gelijk doorgaan met een houdgreep, dat is heel belangrijk. Dan laat je zien dat de ander niet kan ontsnappen. Dit laat je zien met twee verschillende techniekjes

* Judo-wedstrijdje
je moet een judowedstrijdje kunnen maken.

* judo-woorden
judoka = iemand die aan judo doet.
dojo = judozaal; tori = iemand die werpt of boven ligt bij een houdgreep;
uke = iemand die wordt geworpen of onder ligt bij een houdgreep.
hajime = beginnen; matte = stoppen; sore-made = einde.
yuko = 5 punten; waza-ari = 7 punten; ippon = 10 punten;
osae-komi = houdgreep; toketa = houdgreep verbroken;
tachi-waza = staande judoën; ne-waza = judoën op de grond.
ukemi = valbreken; randori = oefengevecht; uchi-komi = het herhaald inzetten van een techniek;
za-zen = judozit op beide knieën bij het begin en einde van de les.

Maak jouw eigen website met JouwWeb